COLUMN - Passie voor cycling

Tom Vandooren is docent aan de Arteveldehogeschool, auteur en consultant. Regelmatig kijkt hij voor VIEWZ met een kritische en uitdagende blik naar de Vlaamse zorg- en welzijnssector. Dit onder het motto “drup & drover”: soms er boenk op, nu en dan er los over …

Soms grasduin ik wel eens doorheen de Werkelijk Wonderbaarlijke Wereld die Google me te bieden heeft. Zo doende botste ik op een – ongetwijfeld deskundig gepromote – vacature van een bedrijf dat iemand zocht met een “passie voor cycling”. In eenvoudiger tijden heette “cycling” trouwens nog gewoon “fietsen”, maar aangezien het bedrijf in kwestie zichzelf ook graag een “start-up” noemt eerder dan “een beginnend bedrijf”, mag het niet verwonderen dat Nederlands hier ontoereikend is.

Beeld je het enthousiasme in van de toevallige ontdekker van deze vacature die inderdaad een uitgesproken voorliefde voor fietsen – sorry, cycling – heeft. Die elke ploeg en elke renner kent, een bijzonder prijzig stalen ros in de garage heeft staan waarmee wekelijks de ruime omgeving en één keer per jaar de Mont Ventoux onveilig worden gemaakt, en die een jaarabonnement heeft in het wielermuseum. Die familie, vrienden maar vooral huisgenoten gek maakt met het kijken naar zowel elke wedstrijd als de samenvatting ervan én het op de wedstrijd volgende commentaarprogramma. 

Wat wordt het lot van deze bevlogen flandrien-in-de-dop? Hij of zij mag al deze passie botvieren in een fietsenfabriek, om daar onder het waakzame oog van een “procestechnieker” (die wellicht nog net iets meer gepassioneerd is door “cycling”) de machines te bedienen, te onderhouden en op het einde van de week stofvrij te maken. Vooral het vooruitzicht om eventuele nieuwe competenties aan te leren, zoals het “toezien op tijdige en constante aanvoer van zaken als grondstoffen, halffabrikaten en verpakkingsmaterialen” zal zijn of haar volbloed wielershart vast en zeker sneller laten slaan. Welke rechtgeaarde en gepassioneerde fietser wordt nu immers niet enthousiast bij het aanzicht van een degelijk halffabrikaat?

Maar heb je echt een "passie voor cycling en technologie” nodig om een goede operator te zijn in een fietsenfabriek? Niet dus. Technisch aangelegd zijn, zelfstandig kunnen werken en goed kunnen samenwerken met collega’s lijken me belangrijker, zelfs al hou je meer van voetbal. Heb je een “passie voor werken met mensen in kansarmoede” nodig om een goede sociaal werker te zijn? Of een “passie voor ouderen” om een goede verzorgende te zijn? Opnieuw nee. Het graag doen en (willen) goed doen is meer dan voldoende. Intrinsieke motivatie, interesse en affiniteit vertalen als “passie” devalueert dit begrip en legt de lat onnodig hoog. 

Het zoeken naar mensen met “passie” voor vanalles-en-nog-wat is op vandaag bon ton in het narratief van steeds maar escalerende verwachtingen. Vroeger moesten medewerkers vooral competent zijn, daarna liefst ook gemotiveerd, tot ze nu de overtreffende trap van motivatie moeten halen en bij voorkeur ook gepassioneerd dienen te zijn. De onder impuls van positieve psychologie ontstane focus op welbevinden dreigt zo in het gezicht van de gemiddelde medewerker te ontploffen. Werk je niet vanuit je passie? O jee, dan heb je wellicht niet goed naar je coach geluisterd, zal je nooit écht tevreden zijn op het werk en dreigt een burn-out …

Mikken op het werven van gepassioneerde medewerkers is geen goeie HR, het is vooral luie HR. Het legt de verantwoordelijkheid voor sterke motivatie namelijk voornamelijk bij de individuele medewerker. Als je na enkele jaren ontgoocheld afhaakt, zal je passie wellicht niet groot genoeg zijn geweest. Bevlogenheid – de psychologische term die dichtst bij passie ligt – is echter geen persoonskenmerk op zich, maar heeft vooral te maken met aanwezigheid van energiebronnen in de werksituatie. Passie is geen input, maar veeleer een output. Het is veel minder een te verwachten eigenschap aan de voordeur, maar iets wat zich doorheen de rit langzaam ontwikkelt. Passie in en voor het werk is niet de coup de foudre van een eerste verliefdheid, maar wel de duurzaam ontwikkelde genegenheid die een bejaard koppel voor elkaar voelt op hun 60ste huwelijksverjaardag.

Fietsenfabrieken, net zoals scholen, ziekenhuizen en welzijnsorganisaties, hebben dus geen nood aan gepassioneerde instromers. Wel aan gezond gemotiveerde mensen met de nodige competenties, die doorheen de jaren ondersteund worden, succeservaringen hebben, naar waarde worden geschat, goed worden geleid, zich kunnen ontwikkelen … Zodat ze uiteindelijk boordevol passie op pensioen kunnen gaan. Laten we dus het succes van onze organisaties en hun medewerkersbeleid afwegen aan de mate van passie bij uitstroom, eerder dan bij instroom.

 

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...