Wet op onbelast bijverdienen ongrondwettig verklaard

Het Grondwettelijk Hof heeft de wet op het onbelast bijverdienen kordaat en resoluut vernietigd. De wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie introduceerde een fiscaal bijzonder gunstig regime dat het mogelijk maakte om voor bepaalde activiteiten volledig onbelast een centje bij te verdienen. De wet vloeide voort uit het Zomerakkoord van Michel I, dat ook het (kortstondige) levenslicht schonk aan de effectentaks en de mobiliteitsvergoeding. De focus voor het onbelast bijverdienen lag op drie onderscheiden pijlers: verenigingswerk, diensten tussen burgers (klusjes en hand- en spandiensten) en deeleconomie.

De wet bood heel wat flexibiliteit. Zo werden klusjes en andere activiteiten progressief wel wat soepeler gedefinieerd, wat onder meer uitmondde in het opwaarderen van nogal wat vrijwilligerswerk en andere bescheiden prestaties, die (voor de creatie van het nieuwe statuut) naar verluidt wel eens in een zwart circuit werden opgelost. Occasioneel werk (bijvoorbeeld via Deliveroo) werd ook toegevoegd aan het lijstje van toegestane activiteiten, naast de courante initiële toepassing voor trainsers en begeleiders in sportclubs en een resem prestaties in het kader van verenigingswerk.

Ook voor lokale besturen heeft de vernietiging haar impact, want de regeling kon bijzonder zinvol aangewend worden voor een reeks activiteiten die onmiskenbaar tot de ruime categorie van verenigingswerk konden gerekend worden. De activiteiten die in de lijst van toegestane activiteiten in de wet werden opgenomen, vermeden daarbij vooral een concurrentiepositie met diensten uit het professionele circuit.  Die in essentie “maatschappelijk geëngageerde prestaties” situeerden zich hoofdzakelijk maar niet exclusief in de socioculturele sfeer: werknemers die minstens 4/5 werkten, zelfstandigen in hoofdberoep en gepensioneerden konden zich maatschappelijk nuttig maken en tot 6340 euro per jaar onbelast bijverdienen (geïndexeerd bedrag voor 2020).

Daar komt nu dus een eind aan – maar niet meteen. Het Grondwettelijk Hof, dat met zijn arrest nr. 53/2020 op 23 april 2020 het strenge oordeel velde, laat de vernietiging pas in werking treden vanaf 1 januari 2021. Ondertussen kan iedereen nog op zoek naar alternatieve oplossingen om de nodige mankracht voor tal van activiteiten anders te gaan organiseren – of een kaars branden voor een nieuw wetsvoorstel dat met spoed wordt doorgedrukt.

 

In bijgevoegd artikel (enkel beschikbaar voor HRMConnect-abonnees) gaan we nader in op de argumentatie van het Grondwettelijk Hof, specifiek met betrekking tot de toepassing op het verenigingswerk.

 

Nog geen HRMConnect-abonnee? Wenst u ook toegang tot een kennisdatabank vol relevante publicaties? Neem contact op met ons voor verdere vrijblijvende informatie of een demonstratie ter plaatse: info@hrmconnect.be of 050 642 818.

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...